Vitaphone geluidssysteem met projector
Toen AT&T in 1910 de loudspeaker uitvond duurde het nog 16 jaar eer het Sam Warner lukte om de “stomme” film “Don Juan” met geluid te presenteren. De muziek kwam niet zoals in die dagen gewoonlijk was van een orkest op het toneel maar via een door de projector aangedreven Vitaphone, een soort grote platenspeler die gelijkgeschakeld was met de filmprojector. De eerste echte geluidsfilm was natuurlijk de in 1927 gemaakte film “The Jazzsinger” met de legendarische Al Jolson in de hoofdrol. De eerste woorden die het publiek in de bioscoop te horen kreeg waren: “Say Ma, listen to this…”. Deze film werd in twee versies in roulatie gebracht, namelijk “Sound on Disc” en het door AT&T ontwikkelde fotografische geluid op film. Het eerste systeem had één groot nadeel: als de film brak en er moesten een paar beeldjes uit de kopie geknipt worden, moest ook de naald van de platenspeler op dat moment ‘verzet” worden. Geen wonder dus dat het geluid wel eens niet helemaal mee liep.
Filmbeeldje met links het ladder geluidsysteem op film zoals dat vroeger gebruikelijk was.
De industrie koos uiteindelijk voor het tweede geluidssysteem: het fotografische geluid op film. (Een mooi voorbeeld over hoe de geluidsfilms in die tijd gemaakt werden is te zien in de musical “Singin’ in the rain” (verkrijgbaar op DVD). Deze film geeft een aardig sfeerbeeld van Hollywood’s manier van film maken aan het eind van de jaren twintig).
Fantasound van Walt Disney
Dertien jaar later – in 1940 – kwamen de Disney Studio’s met een nieuwtje, het zogenaamde “Fanta Sound”. Bij de première van de film “Fantasia” werd gebruik gemaakt van een separate 35 mm. geluidsfilm met 3 kanalen. De eerste stereofonische film was geboren. Bij de eerste release was de film in slechts 14 bioscopen te zien. Het Fanta Sound systeem gebruikte maar liefst 30 luidsprekers. Vanwege de complexiteit van het systeem, de kosten en het moeilijk kunnen verkrijgen van onderdelen werd het geluid teruggemixed naar een wat gangbaarder geluidssysteem. De film kwam pas in Nederland na de oorlog uit en werd destijds vertoond met “normaal” geluid. Pas toen de film later opnieuw werd uitgebracht kreeg de film de stereofonische geluidsband middels nieuwe technieken op de kopie geprint. Ook werd de film weer in de oorspronkelijke lengte teruggebracht naar 120 minuten. Distributeur RKO vond dat in 1940 een beetje te lang en knipte toen 40 minuten uit de film.
Filmposter van “The Robe”, de eerste CinemaScope film met stereofonisch geluid.
Stereofonisch geluid
In 1953 kwam 20th Century Fox met de eerste CinemaScope film “The Robe”. Dit nieuwe breedbeeld projectiesysteem werd ingezet tegen de opkomst van de televisie. Om het publiek nog meer te bieden dan het brede beeld werd er ook stereofonisch geluid aan de film toegevoegd. Deze filmkopie bevatte vier magnetische sporen in plaats van één enkel optisch geluidsspoor. Het had een linker, midden en rechterkanaal plus een effect kanaal. Het geluid werd weergegeven door drie speakers achter het filmdoek en een groot aantal speakers in de zaal werden gevoed door het effect kanaal. Omdat niet alle bioscopen dit geluidssysteem in huis hadden werden de kopieën in zogenaamde “magnopticals” uitgebracht. De filmkopie had naast de 4 magnetische sporen ook een optisch geluidsspoor zodat ook de theaters die geen stereofonische installatie hadden de kopie konden draaien.
De DP70 projectoren waarmee de 70 mm films werden vertoond.
TODD AO
Twee jaar later ontwikkelde Michael Todd het naar hem vernoemde TODD-AO systeem. Hierbij werd de film opgenomen op 65 mm. negatief. De daarvan gemaakte 70 mm. bioscoopkopieën bevatten zes kanalen magnetisch geluid. Achter het projectiescherm stonden geen drie maar vijf speaker-combinaties. Het zesde kanaal verzorgde net als bij CinemaScope voor het effect. De weergave kwaliteit is ook naar de huidige maatstaven ronduit subliem. De eerste grote filmproductie op dit systeem was “Oklahoma” uit 1955. Andere beroemde 70 mm. films waren “Ben Hur’, “West Side Story”, “My Fair Lady”, “The Sound of Music” en zo kunnen we er nog wel een aantal opnoemen. Ondanks de uitstekende beeld- en geluidskwaliteit van deze films is dit systeem toch een langzame dood gestorven.
Origineel filmbeeldje met de aankondiging dat de film vertoond wordt in Sensurround!
Sensurround
In het begin van de jaren zeventig kwam er een nieuw geluidssysteem: het Sensurround. Door speciaal geconstrueerde speakers, die zeer lage frequenties lieten horen, in de bioscoopzaal te plaatsen, werd de illusie gewekt dat het hele bioscooptheater op zijn grondvesten stond te schudden. Het publiek stond in rijen voor “Earthquake”, “Battle of Midway” , “Battlestar Galactica” en “Rollercoaster”. Leuk voor spektakelfilms, maar verder onbruikbaar voor gewone speelfilms. Na bovengenoemde films hebben we nooit iets meer van “Sensurround” gehoord.
Logo “Dolby Digital” systeem.
Dolby Digital
In 1975 begint de firma Dolby zich te roeren. Zij haalden de van oorsprong door Sansui ontwikkelde matrix uit de mottenballen en bouwden dit in één unit samen met hun wereldberoemde Dolby A noise reduction systeem, equalizers en een speciaal ontwikkelde voorversterker. Het standaard geluidsspoor werd vervangen door twee optische Dolby A sporen. Een voordeel van dit systeem is dat de filmkopieën ook op conventionele apparatuur zijn af te draaien met een sterk verbeterde geluidskwaliteit. Wordt de film via een Dolby processor gedraaid, dan decodeert de matrix een midden en surround kanaal. Links en rechts worden rechtstreeks weergegeven. Een van de eerste films die volgens deze techniek in de bioscopen kwam was de rockopera “Tommy” van en met The Who. In 1986 komt Dolby met een sterk verbeterde versie, het zogenaamde Dolby SR (Spectral Recording).
Dolby komt ook met het eerste digitaal geluidssysteem: Dolby Digital. Eén van de eerste films met Dolby Digital geluid is de film “Batman Returns” uit 1992. Mede door een extreme data reductie is het de technici gelukt digitale informatie tussen de perforatiegaatjes van de filmkopie te plaatsen. Met behulp van een speciale CCD camera wordt de informatie afgelezen en doorgegeven naar de DA10 processor, die op zijn beurt de gegevens omzet in zes analoge signalen. Dit is waarschijnlijk de laatste ontwikkeling op geluidsgebied in het analoge tijdperk.
Logo DTS systeem.
DTS
Met de komst van de film “Jurassic Park” verschijnt plotseling een voor film geheel nieuw digitaal geluidssysteem: DTS, het Digital Theatre Sound. De filmkopie bevat een optische ‘time code’ tussen het beeld en het analoge Dolby A spoor. Deze time code wordt gelezen door een aparte reader die de code doorgeeft aan de DTS processor, waarin zich twee CD-rom disc drives bevinden. Het geluid van de film staat behalve op de normale plaats van de film kopie ook op twee CD-rom schijven. De timecode is zo geplaatst dat de computer kan zien waar de plaats van de reader in de film is. Mist er een stuk film, dan zoekt de computer binnen een fractie van een seconde de goede plaats op de disc.
Sterk uitvergroot stukje film met helemaal links het Sony SDDS digitale geluidsspoor, daarnaast tussen de perforatie gaatjes het Dolby Digital spoor, daarnaast het analoge Dolby SR spoor en helemaal rechts de DTS code.
En daarmee zijn we, 80 jaar later, weer bij het begin van de eerste geluidsfilm uit 1927. Het geluid van de film staat weer op de plaat, pardon CD-rom disc!