Vanaf de geboorte van de film in 1895, het jaar dat de gebroeders Lumière hun eerste filmvoorstellingen gaven, is 35mm het standaard formaat geworden voor bioscoopprojectie. Het heeft een beeldoppervlak van 18 x 24 mm en is voorzien van een dubbele standaardperforatie van 4 rechthoekige gaatjes rechts en links van het beeld, om de film door de projector te kunnen transporteren. Het 35mm formaat had tot aan het midden van de jaren vijftig een drager van het zeer brandbare cellulose-nitraat, de zogenaamde nitraatfilm. In de jaren ’50 werd de cellulose-nitraat drager vervangen door het veiliger cellulose-acetaat. Daarom werd het wel met de term safety-film aangeduid. Dat wil niet zeggen dat de film onbrandbaar was. Celluloid kon wel degelijk branden, maar zodra de vuurhaard werd verwijderd, doofde het celluloid ogenblikkelijk.
Tegenwoordig bestaat het filmmateriaal uit polyester. Dit materiaal heeft als voordeel dat de film niet meer kan breken, hetgeen vroeger nog wel eens voorkwam.
De films worden naar de bioscopen getransporteerd in containerdozen waarin de actes van de film verpakt zitten. (Vroeger gebeurde dit, als er geen containerdoos was, in bruin pakpapier waar je een flinke hoeveelheid touw omheen moest binden om de ronde filmblikken op zijn plaats te houden). Een hoofdfilm bestaat tegenwoordig uit gemiddeld 6 acten. Eén acte is ongeveer 20 minuten lang. De operateur vertoonde vroeger de film acte voor acte. Hij wikkelde de films op spoelen en plaatste de spoel voor projectie in de boventrommel van de projector. De film werd door het projectiemechanisme van de spoel afgewikkeld en in de ondertrommel weer op een lege spoel opgedraaid. Het doel van deze trommels was vroeger om in geval van brand te voorkomen dat ook de rest van de film in brand vloog. Men sprak daarom ook wel van brandtrommels.
Filmcabine Bioscoop De IJzeren Klap te Musselkanaal in de jaren ’40. Duidelijk zichtbaar zijn de boven- en ondertrommel.
Hoe wist de operateur dat hij van acte moest wisselen en van de ene projector naar de andere moest over schakelen? Heel eenvoudig, er waren op de filmkopie tekens aangebracht. Elke oplettende filmkijker heeft deze tekens vast wel eens gezien. Ook op de hedendaagse kopieën zitten deze tekens. Vlak voor het eind van een acte verschijnt in de rechterbovenhoek van het beeld een rondje wat voor de operateur betekende dat hij de projector met de nieuwe acte moest starten. Na 8 seconden verschijnt er een tweede teken in de rechterbovenhoek hetgeen voor de operateur inhoud dat hij beeld en geluid moet overzetten. Als dit correct wordt uitgevoerd dan ziet het publiek niet dat er van acte gewisseld is omdat de film voor de kijker gewoon doorloopt.
Met de komst van bioscopen met meerdere zalen zijn er ook diverse nieuwe projectie methoden ontwikkeld: projectoren met 4000 meter spoel, rock & roll projectie (waarbij de eerste spoel automatisch via de projector wordt teruggespoeld terwijl de tweede spoel op de andere projector vertoond wordt), de Bauer filmwagen (waarbij de film horizontaal op een plaat ligt, maar nog wel aan het eind teruggespoeld moet worden) en de meest gangbare vorm die tegenwoordig wordt toegepast: de non-rewind. Ook bij deze vorm van projectie ligt de film op een horizontale plaat maar de film hoeft via een vernuftig systeem niet meer teruggespoeld te worden, hens de naam “non-rewind”. Deze nieuwe projectiemethoden waren nodig omdat één operateur tegenwoordig meerdere zalen moet bedienen en er gewoonweg geen tijd meer is om acte voor acte te draaien.
Non rewind installatie.
De operateur plakt tegenwoordig de film bij binnenkomst, inclusief het voorprogramma, acte voor acte aan elkaar. Hij kenmerkt de actewisseling door middel van een klein stickertje. Dit is nodig om, als de film voor verzending moet worden ingepakt, de actewisselingen te herkennen. Het complete programma wordt gestuurd via matrix- of walsautomaten of computerprogramma’s. Om deze programma’s te sturen worden er kleine metaal schakelstickers op de film geplakt. De automaat of computer “herkent” via een censor deze schakelstickers om de volgende stap in het programma te nemen. Op deze wijze worden zaallicht, gordijnen, kaders, lenswisselingen, geluidssystemen, etc. geregeld.
De operateur heeft tegenwoordig veel meer controlewerkzaamheden dan vroeger. Hij moet meerdere zalen in de gaten houden op beeld en geluid, maar ook of de films goed worden afgewikkeld en opgespoeld. Eén klein foutje kan voor de filmkopie grote gevolgen hebben…
Wat is dit mooi heb zelf bijna 30jaar als filmoperateur gewerkt in helmond en de laatse jaren in Eindhoven.
Een prachtig beroep vooral de DP-70 35/70mm projectoren.
Maar deze site is helemaal vernieuwd het ziet er geweldig uit.