Abraham Icek Tuschinski werd geboren op 14 mei 1886 in Brzezin in Polen. Om een nieuw bestaan op te bouwen besloot Abraham Tuschinski, samen met zijn vrouw Mariem Estera Ehrlich, naar Amerika, het land van de onbegrensde mogelijkheden, te gaan. Tot Rotterdam is hij gekomen. In de havenstad ontdekte hij dat er voldoende werk was voor een vestenmaker. Film was in die tijd het nieuwe medium en toen een bioscoopexpoitant bij Abraham Tuschinski een goudbestikt uniform voor één van zijn bioscoopportiers bestelde raakte ook Tuschinski aan het medium verslingerd.
Van de gemeente Rotterdam huurde hij een leeg zeemanskerkje aan het Coolvest en maakte er de Thalia Bioscope van. Na anderhalf jaar moest het bioscoopje worden gesloten vanwege nieuwbouw van de wijk. Thalia verhuisde naar de Hoogstraat en werd nog mooier: een trap met lopers in Jugendstilmotieven en luxueuze tapijten op de vloer. In 13 jaar tijd bouwde Abraham Tuschinski 4 bioscopen in Rotterdam: Thalia, Cinema Royal, Scala en Olympia (die de bijnaam van “de Plump” in de volksmond kreeg). In een korte tijdsbestek had hij zich opgeklommen van vestenmaker tot bioscoopkoning. Maar Tuschinski had nog één wens: hij wilde een eigen bioscoop in Amsterdam, een filmpaleis van wereldallure!
Toneel en spinnenweblamp van Tuschinski (Foto: Pathé)
Uit een advertentie in 1918 lezen we dat Abraham Tuschinski een stuk grond had aangekocht om een “wereldtheaterpaleis” te gaan bouwen. Het grondstuk lag in de zogenaamde “Duvelshoek”, een lugubere buurt waar in volop armoede huisde.
Tuschinski wilde het grootste en mooiste theater van Amsterdam bouwen. Dat ging niet zonder slag of stoot. Toen Abraham Tuschinski de architecten, bouwers en werklui uitleg gaf aan welke eisen zijn theater moest voldoen stuitte hij op onbegrip en ongeloof. Abraham Tuschinski wilde dat zijn theater plaats moest bieden aan ruim 1600 toeschouwers, het moest een groot toneel hebben waar varieté artiesten maar ook toneel, revue en operagezelschappen moesten kunnen optreden. Op het toneel hebben dan ook verschillende beroemdheden gestaan, zoals Marlene Dietrich, Edith Piaf en Josephine Baker. De belangrijkste eis van Tuschinski was het balkon. Hij wilde 2 balkons die 7 meter de zaal instaken en die zonder palen moesten worden ondersteund. Of zoals Abraham Tuschinski zei: “Kein paal ien main zaal!”.
De theaterzaal van het Tuschinski Theater (Foto: Pathé)
Abraham Tuschinski keek niet op een dubbeltje als het om de aankleding van het theater ging. Alleen het mooiste was goed genoeg: edele houtsoorten, fijn geslepen glas, zwaar brons en koper, fraai marmer en luxe tapijten. De hal en de foyers hebben ieder hun eigen decoraties, met pauwen, kraanvogels en vlinders. Eén van de pronkstukken van de hal is het beroemde handgeknoopte tapijt met een oppervlakte van 150 vierkante meter. Een andere bijzonderheid is de koepel in de hal. Het licht in deze koepel veranderd steeds van kleur. Blikvanger in de bioscoopzaal is de grote spinnenweblamp uit 1921, ontworpen door Chris Bartels.Ook de elektrotechnische installatie was zijn tijd vooruit en met het revolutionaire verwarmings- en ventilatiesysteem werd op alle plekken in het theater de temperatuur gelijk gehouden. De totale kosten liepen op tot het, voor 1921, astronomische bedrag van 4 miljoen gulden.
De hal met links het buffet en in het plafond de koepel die telkens van kleur veranderd. (Foto: Pathé)
In 1921 werd het theater officieel geopend. De eerste film die in het Tuschinski Theater werd vertoond was “Het Oude Nest” welke begeleid werd door het huisorkest van het theater: het Tuschinski Theaterorkest van Max Tak. Het publiek was laaiend enthousiast. Tuschinski kon tevreden zijn. Ondanks alle tegenslagen stond zijn “wereldfilmpaleis” er! Een belangrijke rol voor de muzikale omlijsting (ten tijde van de stomme film en later als pauze nummer) was weggelegd voor het beroemde Wurlitzer orgel. Het befaamde Tuschinski orgel werd in het begin bespeeld door Pierre Palla en later door o.a. Cor Steyn en Bernard Drukker. In 1929 deed de geluidsfilm zijn intrede in Tuschinski met de Hollywood musical “The Broadway Melodie”. Het huisorkest heeft nog tot laat in de jaren zestig zijn klanken in het fraaie theater laten horen, maar door de opkomst van de televisie (en de lengte van de bioscoopfilms) verdwenen niet alleen de theateracts maar uiteindelijk ook het orkest.
Het buffet (Foto: Pathé Tribune)
Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog valt het Tuschinski Theater, nadat een onbekende op de verjaardag van koningin Wilhelmina aan de gevel de Nederlandse vlag heeft uitgehangen, in Duitse handen. De naam Tuschinski werd van de gevel gehaald en veranderd in “Tivoli” wat in de volksmond al snel werd gelezen als “Tuschinski Is Verkocht, Of Liever Ingepikt”. Het theater vertoonde onder beheer van de nieuwe eigenaar Tobis Duitse schlager en operettefilms en natuurlijk producties met anti-semitische inslag als “Jud Süss”. In 1942 begonnen de deportaties van de Joden. Ondanks zijn angst voor de oorlog vluchtte Tuschinski niet. Op 1 juli 1942 werd hij echter opgepakt en gedeporteerd naar Westerbork en om het leven gebracht in Auschwitz.
Op 29 juli 1945 werd de naam Tuschinski Theater weer op de gevel gezet. Met de Hollywood produktie “So Proudly we Hail” werd de heropening gevierd.
Pathé, de huidige eigenaar van Tuschinski, heeft in 1998 de buitenkant gerestaureerd en van eind 2000 tot voorjaar 2002, is de binnenkant zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat gerestaureerd, waarbij veel tekeningen en beelden uit de begintijd herontdekt zijn. Uitgangspunt van deze ingrijpende en kostbare restauratie was het filmtheater weer terug te brengen in de unieke oude stijl zoals dat ten tijde van Abraham Tuschinski is ontstaan.